Op de Lebergse hoogte, heeft mijn moeder verteld
In de schaduw van de oude kapel
Waar tussen de beuken en het eind van de baan
Het zware geschut heeft gestaan
Ze vertelt hoe ze 't doffe gedreun heeft gehoord
Hoe de rust van dit dorp door 't geweld werd verstoord
En ze weet nog precies waar die vreemde soldaat
In zijn slaap overvallen werd door een granaat
En dan zie ik de foto's van kort na die tijd
En de sporen van de brutaliteit
Vergeelde getuigen van waanzin en strijd
De juichende mensen ten spijt
En ik hoor de verhalen van wraak en verraad
Van blinde vernielzucht en haat
Hoe het laffe gepeupel, niet gehinderd door 't Recht
In zijn domheid kon zeggen wie goed was of slecht
Ik sta weer op de heuvel en een man komt voorbij
Hij kijkt even schuchter naar mij
Hij stapt haastig verder als ik hem herken
Even schuw als wantrouwig, zolang ik hem ken
Ooit was hij jong, vol vuur, optimist
Geen verrader, maar idealist
Nu leeft hij al vijftig jaar schuw aan de kant
Wat zijn wij voor mensen, wat is dit voor een land